Wilma van Meer heeft innovatiebloed door haar aderen stromen. Bij de ontwikkeling van veel nieuwe diensten was ze betrokken. Zo ook bij Ontwikkelcentrum (OC) Metronoom. Grensverleggend in Nederland als het gaat om inclusie van kinderen met een beperking. ‘Wauw! zei iedereen 30 jaar geleden. Zelfs vanuit het buitenland kwamen ze kijken bij ons.’
Als coördinerend begeleidster van een kinderdagcentrum kwam Wilma 32 jaar geleden bij Pameijer werken. Niet veel later werd ze teamleider bij het kinderdagcentrum Angelslo. Wilma: ‘Het was de tijd dat binnen Pameijer steeds meer werd gesproken over ondersteuning buiten de muren van onze locaties. Een goede ontwikkeling en we vonden dat we hierbij ook naar onze kinderen moesten kijken. Meedoen met het reguliere onderwijs bijvoorbeeld. Dat bestond toen nog niet echt. Daar wilden we wel werk van maken.’
Wilma zocht samen met enkele collega’s naar inspirerende voorbeelden. Zo ontdekten ze dat in Amerika kinderen met een beperking al langer meedraaiden op reguliere scholen en dagcentra. Ze vlogen er heen om te kijken hoe dat in de praktijk ging. ‘En er gingen ouders mee van kinderen met ernstige beperkingen’, zegt Wilma. ‘Vooral kritische ouders die het plan helemaal niet zo zagen zitten. We vroegen ze niet mee om ze over te halen, hoor. Het idee was vooral om het samen te doen en hen te laten meedenken. Als organisatie moet je altijd je klanten betrekken en goed naar hen luisteren.’
Er werden bezoekjes georganiseerd bij reguliere basisscholen waar kinderen met flinke beperkingen toch meededen in de klas. Eén beeld is Wilma altijd bijgebleven: ‘Een leerling met een verstandelijke beperking kon met behulp van een speciale statafel rechtop staan. Naast deze leerling stond een klasgenootje die wat moeite had met lezen. Om dit te oefenen, las hij de leerling in die statafel voor. Leuk en leerzaam voor allebei. Het is soms zo simpel, maar het maakte echt indruk op me toen ik het zag.’
‘Ons motto is niet voor niets geworden:
speciaal waar nodig, gewoon waar mogelijk.’
Terug in Nederland was het enthousiasme groot om hetzelfde te gaan doen. Tegelijk was er het realisme dat Nederland geen Amerika is. ‘Vrijwilligerswerk is daar een wezenlijke onderdeel van je bestaan’, zegt Wilma. ‘Soms waren er wel 6 of 7 vrijwilligers per kind voor begeleiding. In Nederland krijg je het nooit voor elkaar om zoveel vrijwilligers op te trommelen.’ Toch lieten Wilma en haar collega’s zich niet uit het veld slaan. Ze vertelden hun ervaringen en ideeën aan iedereen die het wilde horen. ‘We lieten het verhaal vooral door de ouders vertellen die met ons mee waren geweest naar Amerika. Hiermee bereikten we nog veel meer ouders van kinderen met een beperking en bijvoorbeeld ook andere zorginstellingen, de politiek en scholen.’
Zo gebeurde het dat Pameijer in contact kwam met een welzijnsorganisatie in Ridderkerk. Naast hun reguliere basisschool waren ze op zoek naar een nieuwe locatie voor hun peuterspeelzaal en naschoolse opvang. Wilma werkte op dat moment bij dagcentrum Angelslo dat ook dringend aan vervanging toe was. ‘Het klikte goed met de school. Zij stonden achter onze visie om onze kinderen met beperking meer mee te laten doen in de samenleving. Als goede partners zijn we aan de slag gegaan om onze ideeën verder uit te werken.’
De nieuwe locatie werd gebouwd aan het schoolplein van de bestaande reguliere basisschool. Er moest iets komen dat nooit eerder bedacht is. Samen met een architect bedachten de school en Pameijer alles tot in detail. ‘Ons uitgangspunt was dat alle kinderen over en weer makkelijk bij elkaar konden binnenlopen. Daarom kwamen er bijvoorbeeld deuren die bewust open gingen richting schoolplein. Bewust naar buiten richting het andere gebouw, letterlijk zonder drempels. Het moest kinderen uitnodigen om de oversteek te maken.’
OC Metronoom werd de naam van de nieuwe locatie. Het gebouw werd in gebruik genomen en het idee was ineens realiteit. ‘Zo gaaf! Onze kinderen met beperking deden mee op een normale basisschool. Het enthousiasme was groot, ook al ging het echt niet allemaal vanzelf.’ Leraren die niet waren opgeleid in de zorg hadden ineens kinderen met een beperking in hun klas. Hoe ga je daarmee om? Wat doet het met de dynamiek van je klas? Wilma vervolgt: ‘We hadden intensief contact met de school om leraren steeds deskundiger te maken in het omgaan met onze kinderen. Andersom was het voor ons ook heel leerzaam. Wij kregen namelijk te maken met kinderen zonder beperking. Je realiseert je ineens dat niet al het gedrag van onze kinderen zo speciaal is. Er bestaat ook nog zoiets als normaal ontwikkelen. We beseften ons dat we wel heel veel dingen hebben aanpast terwijl dat lang niet altijd nodig is. Ons motto is niet voor niets geworden: speciaal waar nodig, gewoon waar mogelijk.’
‘In het reguliere onderwijs maakten onze kinderen veel meer bedrijvigheid mee’, gaat Wilma verder. ‘Ze ontwikkelden zich beter en het gevoel van meedoen groeide zichtbaar. De kinderen in het reguliere onderwijs ontwikkelden zich ook. Omdat ze op jonge leeftijd met onze kinderen in contact kwamen, is het voor hen niet vreemd om iemand in een rolstoel te zien of vooruit te duwen. En ze leren dat ze anders moeten communiceren met iemand die niet of moeilijk kan praten. Dat is belangrijk om inclusie te laten slagen in onze samenleving.’
In deze tijd is het misschien allemaal niet meer zo bijzonder. Zo’n 30 jaar geleden was het dat wel. OC Metronoom trok toen onvoorstelbaar veel belangstelling. Nationaal en internationaal. ‘Wauw! zei iedereen. We waren de eerste die het op deze manier hadden aangepakt. Een baanbrekende innovatie waar ik met veel plezier op terugkijk’, besluit Wilma.